Jarenlang had Winiewicz een buitenhuis op het platteland. De arme boerin ernaast, die de sleutel van haar huis had, bekende eens dat ze als er niemand was daar ging zitten, genietend van de rust en denkend aan haar verleden. Dat verleden tekende Winiewicz op in dit authentieke relaas van de 77-jarige vrouw, geboren voor de Eerste Wereldoorlog, die haar leven lang keihard heeft moeten werken. Maar verbitterd is ze geenszins; ze is juist vol trots op het leven dat ze zelf heeft opgebouwd. En terwijl ze herinneringen ophaalt aan de grote liefde die ze heeft gekend, vertelt ze en passant over het veranderde boerenleven in de afgelopen eeuw.