Dit boek vertelt het onwaarschijnlijke verhaal van een meisje in het Congo van de jaren zestig. Na de scheiding van haar ouders wordt ze aan haar moeder toegewezen, maar alles verandert wanneer de burgeroorlog het land verscheurt. De kleine Hortense wordt een speelbal van patriarchale tradities en verhuist van het ene gezin naar het andere. Daar komt ze steeds op de tweede plaats en wordt ze niet alleen materieel maar vooral psychisch verwaarloosd. Alleen bij de zusters op de missiescholen krijgt ze het respect en de aandacht waar ze zo naar hunkert. De relatie tussen Hortense en Jan is een doorn in het oog van haar vader, rechter Etienne Kitume. Hij probeert er alles aan te doen om het koppel uit elkaar te drijven, tot en met de gevangenis toe. Dit verhaal is een liefdesgeschiedenis, maar nog veel meer is het een aanklacht tegen Afrikaanse tradities die kinderen van hun toekomst beroven, tot op de dag van vandaag.