Vivia, dochter van Heer Vaddix - een mans wiens leven door tomeloze woede wordt beheerst, een man die met ijzeren hand over zijn kasteel en domein regeert - leeft voortdurend in angst. En terecht. Dat blijkt als Vaddix' meest geliefde strijdros in de naweeën van een bloedige slag het leven laat en niets of niemand nog langer veilig is voor zijn woede en vernietigingsdrang. Vivia rest weinig troost, behalve in de alleen haar bekende ruimte, een kerker diep in de ingewanden van het immense kasteel, in de nabijheid van het altaar van een eeuwenoude vleermuisgod. Daar zoekt zij haar toevlucht, in de veilige nabijheid van deze godheid voor wie de wensen van mensen weinig of niets betekenen. Dat laatste ervaart Vivia als haar duistere toeverlaat haar het eeuwige leven schenkt. Dan ontmoet zij Zulgaris, prins, krijger en alchemist, heer van het duister, die haar redt van een dood-in-het-leven. Maar waarom? Steeds meer onrustmakende gedachten stapelen zich op. Beschouwt hij haar als zijn minnares? Of als zijn speeltje? Of, erger nog, is zij voor hem niet meer dan een middel tot ultieme, door tovenarij gestuurde macht?