De laatste keer dat ik hem zag was door de stoffige achterruit van de bus. De bus sputterde, stootte een stinkende gaswolk uit en kwam in beweging, en ik bleef midden op de rijweg staan om naar het vertrouwde, onbewogen gezicht onder de harde blauwe pet te kijken totdat het door de afstand en de grauwe Baltische lucht werd uitgewist. Volgens mij stak hij nog een keer zijn hand op als antwoord op mijn wanhopige zwaaien, om het moment stil te zetten. Wat natuurlijk niet gebeurde. Ook het leven kwam weer in beweging – getoeter, autoportieren die werden dichtgeslagen, geschreeuw, rammelende bagagewagentjes, geloei van opstijgende en landende vliegtuigen –, kreeg weer vat op me en voerde me mee naar de glazen deuren van het vliegveld. Weer gingen onze wegen uiteen, ik naar Amsterdam, en hij? In Waar alle wegen ophouden volgt Sana Valiulina de veertien jaar durende odyssee van haar vader, die hem van West-Rusland naar Bretagne en Normandië bracht en via Engeland weer terug naar zijn vaderland, waar hij als landverrader voor tien jaar in de goelag verdween. Wie was deze raadselachtige man, die zo anders was dan andere vaders? Sana Valiulina (Tallinn, 1964) studeerde in Moskou Noorse taal- en letterkunde en woont sinds 1989 in Amsterdam. Ze schreef eerder Het kruis (2000), Vanuit nergens met liefde (2002), Didar en Faroek (2006, nominatie Libris Literatuur Prijs), Honderd jaar gezelligheid (2010), het bejubelde Kinderen van Brezjnev (2014), Winterse buien (2016, winnaar Jan Hanlo Essayprijs), Een wolf bij zijn oren pakken (2020) en Wortel en tak (2021). Over Het kruis: ‘Onopgesmukt, kaal en ook dwingend geschreven proza van grote kracht.’ NRC Over Didar en Faroek: ‘Monumentale epische roman.’ de Volkskrant Over Kinderen van Brezjnev: ‘Een van de meesterwerken (...) is Kinderen van Brezjnev. Dankzij die roman begrijp je goed hoe in een dictatuur als de Sovjet-Unie een cultuur van moreel verval en verraad kon ontstaan.’ Michel Krielaars, NRC Over Een wolf bij zijn oren pakken: ‘Het is een klassieke vertelling, waarin je soms de intellectuele scherpte herkent van Tacitus, dan weer het bombastische van Plinius of de poëtische elegantie van Ovidius en Vergilius. Het is taal die soms betovert, soms uitdaagt.’ Christiaan Weijts, De Groene Amsterdammer