6 februari 1934. Fascistische bendes trekken in Parijs op naar het parlement. Het regime omverwerpen kunnen ze niet, maar de provocatie is een feit. De arbeidersbeweging reageert met massaal antifascistisch protest, waarop de militanten van de socialisten en communisten om eenheid roepen in de strijd tegen extreemrechts.
Het dwingt de stalinistische leiding om een grote bocht te maken: van een ultralinkse opstelling waarin zowat iedereen ‘fascistisch’ werd genoemd naar een opportunistische houding waarbij eenheid niet beperkt werd tot de werkende klasse. Het Volksfront was geboren.
De massa’s gingen door waar hun leiders stopten. De verkiezingsoverwinning van het Volksfront wekte bij de massa’s enthousiasme op: ze trokken de straat op en bezetten hun fabrieken. De burgerlijke media schreven vol horror over hoe de arbeiders zich in de fabrieken gedroegen alsof ze er reeds de baas van waren. Het revolutionaire potentieel was bijzonder groot en had de geschiedenis, niet enkel in Frankrijk, een andere richting kunnen uitsturen.
Helaas kwam het niet zo ver. Dit was een kwestie van revolutionaire leiding, van een aangepast politiek programma en bijhorende methoden om van massaprotest naar een breuk met het kapitalisme te gaan.
Het historische belang van de gebeurtenissen in Frankrijk in de jaren dertig rechtvaardigt op zich deze nieuwe uitgave van ‘Waar gaat Frankrijk heen?’, in het Nederlands een eerste zo volledige uitgave. Daar komen de algemene lessen bovenop over de complexe dynamiek van de klassenstrijd in tijden van meervoudige crises die elkaar wederzijds voeden, en over het politieke programma dat nodig is om een uitweg te vinden voor arbeiders en de maatschappij te veranderen.
Leon Trotski brengt in deze artikels heldere marxistische analyses gekoppeld aan scherpe voorstellen om met de werkende klasse overwinningen te boeken.