Waarom hebben mensen een hekel aan poëzie? Volgens Ben Lerner is de haat voor poëzie onlosmakelijk verbonden met dichtkunst. In dit onderhoudende, persoonlijke en zeldzaam oorspronkelijke essay neemt Ben Lerner de haat voor de poëzie – ook zijn eigen haat – als vertrekpunt voor zijn verdediging van deze kunstvorm. Hij bestudeert de beroemdste poëziehaters (te beginnen met Plato, die meende dat er in de ideale staat geen plek voor dichters was omdat ze de jongelingen alleen maar zouden corrumperen en misleiden) en de grootste en slechtste dichters, onder wie Keats, Dickinson, McGonagall en Whitman. Gaandeweg vindt hij een verklaring voor de hooggestemde mislukking die aan ieder gedicht ten grondslag ligt: de impuls om de individuele ervaring in een tijdloze, gemeenschappelijke vorm te gieten.