Marianne Visser van Klaarwater gaat in Waarom zouden we bang zijn? op zoek naar haar oom pater Bernard van Klaarwater die op mysterieuze wijze verdween. Hij missioneerde vanaf 1923 op Manus, een eiland in de Bismarck Archipel. Dit was het meest gevaarlijke missiegebied ter wereld. Na de oorlog staan de familie Van Klaarwater, de Papoea’s en missionarissen voor de vraag: Waar is Bernard gebleven?
Haar queeste brengt haar naar Papoea-Nieuw-Guinea maar begint in Baarn, waar Bernard van Klaarwater in 1896 geboren werd. Al vijf generaties lang bestond in dit villadorp de timmermanszaak Van Klaarwater. Wat bezielde haar oom om missionaris te worden en geen timmerman? Voor andere vragen bezoekt ze het archief van de Hiltruper Missionare door wie Bernard werd uitgezonden. Marianne ontdekt dat er op Manus pas in 1913 een politiepost kwam voor het handhaven van het eind negentiende eeuw ingestelde verbod op kannibalisme en stammenstrijd. Ze verdiept zich verder in de historie van de Bismarck Archipel waar de kolonisatie in 1879 begon met de zwendelpraktijken van Marquis de Ray. En dan stuit ze op een grote boodschappentas vol met door haar oom geschreven brieven. Daaruit blijkt zijn verbondenheid met de Papoea’s. ‘Het is niet moeilijk om hen te respecteren en als je gelijke te behandelen,’ schreef hij.