Midden in Rome ligt het Circus Maximus, nu een kale vlakte, maar ooit een imposant bouwwerk waar 150.000 mensen konden kijken naar wagenrennen. Vele malen per jaar keek men naar een dagvullend programma van vierentwintig races met vooral vierspannen.
In Wagenrennen beschrijft Fik Meijer dit vermaak dat zowel het lagere volk als senatoren en keizers in zijn greep hield. Centraal staat de beschrijving van een dag in het Circus Maximus, maar ook worden talrijke vragen beantwoord. Waarom werden de van oorsprong Grieks-Etruskische wagenrennen juist in Rome zo populair? Hoe kan het dat wagenmenners, die soms een status bereikten vergelijkbaar met die van moderne beroepsvoetballers, bijna altijd uit de kringen van slaven en vrijgelatenen kwamen? En het publiek? Waren ze zo rustig en ordelijk als oude bronnen suggereren of lieten de supporters van de Groenen, de Blauwen, de Roden of de Witten zich als moderne voetbalsupporters leiden door hun emoties?
In Constantinopel waren de wagenrennen eveneens immens populair en bereikten de topmenners een sterstatus. Het hippodroom was daar meer dan een decor voor wagenrennen; het was ook de plaats waar de Byzantijnse keizer zich aan het volk presenteerde en zijn populairiteit kon peilen. Het volk werd radicaler en er braken steeds vaker rellen uit. Dat de situatie volledig uit de hand kon lopen bewijst de Nika-opstand in 532. Meer dan 30.000 mensen werden op een dag afgeslacht in het Hippodroom.