Onderweg gaan ze op zoek naar een beer, verdwalen ze in een sprookjesbos en slapen ze in de poriën van een draak. Wandelenderwijs schetst Nick Meynen portretten van katharen, pelgrims, gardiens, een schuchtere schaapherder en enkele uit Absurdistan weggevluchte wandelaars. Dit zelfrelativerende en tragikomische verhaal vertrekt van een uniek wandelproject maar gaat via filosofische zijpaden ook over het 'wandelisme', over de zeepbel van de groene economie of over West-Europese beeldschermwerkers en Oosterse filosofen.
'Flora, wandelen we mee?'
'Jaaaaaa!'