Geef mij een woord
voor wie ik ben
dat niet van steen is
maar van was
dat ik kan kneden
tot het past
en dan opnieuw
Door kanker getroffen maakt Johanna Pas in Was, of hoe ik mijn huid verloor de balans op van een leven waarin ze resoluut het recht opeist haar eigen identiteit te bepalen. Tegelijkertijd is ze zich scherp bewust van het gegeven dat dit enkel kon dankzij de plaats en de omstandigheden waarin ze ter wereld kwam, en de mensen die haar omringden.
Was is een strak gecomponeerde bundel. In vier afdelingen leidt de dichter ons langs het zoeken naar een eigen identiteit in een strak opgedeelde binaire maatschappij, de verzoening met en het afscheid van een ouder, de verzoening met een vergankelijk lichaam en het nakend afscheid van de wereld waarin ze strijdt en leeft.
De gedichten zijn helder maar nergens eenduidig: de complexiteit ligt in de thematiek en de raak gekozen beelden. Het schuren van de alledaagsheid wordt verzacht door de natuur, dieren en sprookjes. De genadeloosheid van de samenleving voor al wie anders is wordt getemperd door haar milde blik op elk individu. De pijn van een aangekondigd vertrek wordt verlicht door dankbaarheid voor wat was.
Haar poëzie biedt (h)erkenning, en troost, en is voelbaar ontstaan vanuit een persoonlijke en maatschappelijke noodzaak. Deze bundel is dan ook kenmerkend voor de vrijplaats die Johanna Pas tijdens haar leven voor zichzelf en anderen rondom haar creëerde.
Johanna Pas (1969) is dichter, literair vertaler en eigenaar van de voormalige queer boekhandel Kartonnen Dozen in Antwerpen. Ze vertaalde werk van Kae Tempest, Emma Donoghue en Jonathan Kemp. Activisme is een onlosmakelijk onderdeel van haar leven en werk. Haar gedichten verschenen in verschillende literaire tijdschriften en bloemlezingen en ze publiceerde drie poëtische novellen: Alleen met jou, Soms gaan bomen staande dood en De rug van een hand.
‘Johanna Pas is niet alleen dichter maar ook alchemist; met bezwerende beelden en een meeslepend ritme maakt ze mildheid van woede, troost van pijn, en schoonheid van alles wat lelijk is.’ – Runa Svetlikova