Dit is het verhaal van een kind, verloren in een mistige tussenwereld, voor altijd aan bed gekluisterd, een kind dat zijn gezin apart zet van de buitenwereld, van andere families. Het is het verhaal van het gezin waarin hij is geboren, omgeven door bloeiende natuur en beschermende bergen; het is het verhaal van zijn plek binnen deze tot op het bot getroffen familie.
Vanuit drie verschillende perspectieven beschrijft Dupont-Monod hoe de andere gezinsleden omgaan met het meervoudig beperkte kind. Zijn oudste broer ontwikkelt een mooie band met hem, zorgt voor hem en beschermt hem, zozeer dat hij zichzelf bijna verliest. Zijn zus verliest zich juist steeds meer in gevoelens van afkeer, ze is boos op het effect dat hij heeft op de harmonie in hun gezin. En als laatste het nakomertje, geboren na het overlijden van zijn broertje, als de twee oudere kinderen het huis al hebben verlaten. Hij moet leven met de geest van zijn voorganger maar brengt desalniettemin hoop op verzoening.