Een psychiatrische instelling schreef een wedstrijd uit waar zowel patiënten als personeel voor konden insturen en waarover een deels professionele jury zich moest buigen. Samen met Herman Leenders vormde ik het professionele luik, de overige juryleden waren ofwel zelf zot, of verzorgende, of allebei. Of familie. Aardige lui overigens, waaronder een pedofiel! Een tienjarig meisje, dochter van een verpleger, won het concours met een aandoenlijk kwatrijn waarin ene Rudy, of Franky, of Eddy uit paviljoen Ommekeer tegen een boom pist. Zot zijn, als ik die andere verzen mag geloven, valt al met al nog mee. Ik ben nog wat dronken van gisteren. Achteraf in café Lafayette een jonge vrouw leren kennen. Stella. Achtendertig jaar. Ik heb vooralsnog alleen haar gsm-nummer. Ze beantwoordde mijn berichtje met deze bede: stuur eens een gedicht van jezelf.
In Wat duurt op drift zijn lang schrijft Koenraad Goudeseune brieven aan zijn vrienden, medeliteratoren, vriendinnen en zijn uitgever. Hij gaat de strijd aan met zijn vijfentwintig jaar lange zoektocht naar werk, drinkt wat bier, is gigolo voor een nacht, is ‘zo verliefd als een kathedraal’ en drinkt nog wat bier.