In We komen van ver neemt Carmien Michels verleden en voorgangers met nuchtere melancholie op de korrel. Verloren vrienden en geliefden passeren. De een wuift ze speels uit, de ander begraaft ze met de nodige dramatiek. In elk gedicht dringt de vraag zich op hoe ze zich moet verhouden tot anderen, haar ouders, haar alter ego's en de complexe wereld. Haar gedreven gedichten nodigen uit tot maatschappelijke betrokkenheid, maar getuigen eveneens van onmacht en kritiek op radicaal verzet. Ze bevecht met haar pen elk systeem dat mensen wil knechten. 's Nachts strijdt ze voort tegen haar eigen angsten, schuldgevoelens en controlezucht. Overdag laat ze los en kuiert ze door de straten van Münster, Parijs, Londen, Jeruzalem en Montreal. De grootstad en haar opzwepende liefde, seksualiteit en diversiteit naait ze dicht op haar huid. Haar gedichten zijn krachtig, vleselijk, gezouten, meedogenloos, guitig, kwetsbaar, sappig en taai tegelijk.