We zijn in een fout vakantiepark in Zuid-Europa, in een postkantoor, in een ziekbed, op de markt, in een spookcafé, in een beschimmeld Limburgs huisje, het station van Maastricht, een volle tram, de slijmerige regen. Sylvia Witteman kijkt om zich heen en verwondert zich over de merkwaardigheden van het dagelijks leven. Waarom verkoopt de Hema geen shirts met ‘Cute little vakkenvuller’ erop? Waarom zou iemand in godsnaam een tatoeage nemen van een verwarmingsradiator? Waarom zou iemand een opgezette kat in een bruidsjurkje hijsen? Waarom zijn er al oliebollen in oktober? Op deze vragen is geen antwoord, behalve: tragiek is overal. Niemand is later prinses, sinterklaasgedichten worden verhaspeld en als je een
dode poes begraaft dan krijgt ze zand in haar oogjes. Het enige dat je kunt doen is een saucijzenbroodje eten en verder met je leven. We zijn hier immers niet in China; we zijn zomaar ergens beland.
dode poes begraaft dan krijgt ze zand in haar oogjes. Het enige dat je kunt doen is een saucijzenbroodje eten en verder met je leven. We zijn hier immers niet in China; we zijn zomaar ergens beland.