Weerloos speelt zich af in het katholieke Amsterdamse arbeidersmilieu van vlak na de Tweede Wereldoorlog, een kleinburgerlijk wereldje met antisemitische trekjes en seksuele benepenheid. Het is een verhaal van afzien, afwijzing en verlies. Wensen en verlangens zijn er te over - een autoped, een meccanodoos, een lief heidens meisje en een hemel voor als ze doodgaat - maar doorgaans moet René genoegen nemen met minder, en meestal met niets. Alleen als misverstand gaan de dingen soms onverwacht even helemaal naar wens. Overgelukkig is René als hij wegens ziekte van zijn pleegmoeder uit huis en op een andere school wordt geplaatst. Het regent tienen met griffels en pluimen van de meester en, o glorie, hij mag zijn klasgenootjes helpen vooruit te modderen. Totdat blijkt dat hij, in onbegrijpelijke onachtzaamheid, bij vergissing op een BLO-school is geplaatst.
De auteur bewaart een opvallende afstand tot zijn hoofdpersoon. Hij kruipt niet in het hoofd en hart van het jongetje maar brengt hem in beeld met het afstandelijke oog van de filmer. De enige uitzondering is als René op een dag in een wak schaatst. Zijn vriendje Mario vindt het gekraak bij nader inzien te onheilspellend om hem te redden en schaatst vrolijk weg. Heel even, in vier woorden, mogen we recht in René's hart kijken:
'Hij dacht: laat ik maar doodgaan.'
Toch lezen we een bladzijde verder:
'Hij leefde dus gelukkig nog!'
Stüger beschrijft een harde, kale, armoedige wereld, die wordt opgelicht door humor en aanvaarding. 'Weerloos' maakt benieuwd naar zijn verdere werk, vooral naar de ontwikkeling van het jongetje René: of, en hoe, het hem zal lukken een plaats te verwerven in het leven van zichzelf en anderen.