Fabricius, ijverig globe-trotter, als kind al vertrouwd met de wereld van het verre Oosten, vertelt in deze fijnzinnige liefdesroman over Japan en het moderne Japanse meisje Yoshi. Zijn boek speelt in het jaar voor de Olympische Spelen, in 1963 dus, toen de auteur voor de derde maal een tijd lang door het Land van de Rijzende Zon rondzwierf, maar hij blikt ook terug op de vooroorlogse dagen en op de barre winter onmiddellijk na Hiroshima.
'Weet je nog, Yoshi?' is een verhaal vol sfeer. Wij maken het kinderfeest 'Shichi-go-san' mee, wanneer al de mooie oude kimono's weer voor de dag komen; wij dwalen door het tempelwoud van Nikki met z'n duistere coniferen, door de Tokio'se vermaakswijk. Asakusa met z'n kabuki- en strip-tease theatertjes, door het quartier latin van de Japanse hoofdstad, waar studenten en artiesten in halfdonkere 'coffe-shops' naar Bach en Beethoven luisteren.
Fabricius voert ons met evenveel humor als kennis van zaken een theehuis binnen in het op last van MacArthur opgeheven en voor altijd verdwenen Yoshiwara, Tokio's liefdeswijk.
Tegen deze verrukkelijke achtergrond van pikant beschreven Japanse folklore en het gestyleerde Japanse landschap speelt zich een ydille tussen oost en west af. Wij komen in kleine Japanse hotels, 'ryokan' geheten, waar nog in paradijselijke onschuld het familiebad wordt genomen en waar de liefde, hoe klandestien ook, een ontwapenend huiselijk, vertrouwd en zedig karakter krijgt. Fabricius geeft ons, verweven met het liefdesthema dat zijn boek beheerst, een beeld van de geweldige sociale omwenteling die op de verloren oorlog is gevolgd, de tragische kanten aan het elkaar-niet-meer-verstaan tussen oud en jong. En bij alle verwestersing van het om zijn assimilatievermogen vermaarde Japan, blijkt weer dat oost en west twéé werelden zijn...
'Weet je nog, Yoshi?' is een verhaal vol sfeer. Wij maken het kinderfeest 'Shichi-go-san' mee, wanneer al de mooie oude kimono's weer voor de dag komen; wij dwalen door het tempelwoud van Nikki met z'n duistere coniferen, door de Tokio'se vermaakswijk. Asakusa met z'n kabuki- en strip-tease theatertjes, door het quartier latin van de Japanse hoofdstad, waar studenten en artiesten in halfdonkere 'coffe-shops' naar Bach en Beethoven luisteren.
Fabricius voert ons met evenveel humor als kennis van zaken een theehuis binnen in het op last van MacArthur opgeheven en voor altijd verdwenen Yoshiwara, Tokio's liefdeswijk.
Tegen deze verrukkelijke achtergrond van pikant beschreven Japanse folklore en het gestyleerde Japanse landschap speelt zich een ydille tussen oost en west af. Wij komen in kleine Japanse hotels, 'ryokan' geheten, waar nog in paradijselijke onschuld het familiebad wordt genomen en waar de liefde, hoe klandestien ook, een ontwapenend huiselijk, vertrouwd en zedig karakter krijgt. Fabricius geeft ons, verweven met het liefdesthema dat zijn boek beheerst, een beeld van de geweldige sociale omwenteling die op de verloren oorlog is gevolgd, de tragische kanten aan het elkaar-niet-meer-verstaan tussen oud en jong. En bij alle verwestersing van het om zijn assimilatievermogen vermaarde Japan, blijkt weer dat oost en west twéé werelden zijn...