New York in de jaren '30. Door de ogen van een opgroeiend jongetje, dat tijdens de roman groeit van 4 tot 9 jaar, maken we die tijd mee: de crisis, de stad, de swingmuziek, de dreiging van de oorlog, de baseballwedstrijden en de Wereldtentoonstelling van de titel. Maar minstens evenzeer vormt het boek een getrouw verslag van de leefwereld van een kind: zijn angsten, zijn liefdes, zijn ouders, zijn oudere broer, zijn speelplezier, zijn ontwakende sexualiteit, zijn joodsheid en zijn besef van een mogelijke breuk tussen zijn ouders.