Wie de jeugd heeft kan wel janken is een autobiografische verhalenroman waarin de auteur zijn jeugd schetst met vlijmscherpe pen en de zelfspot die we al van hem kennen uit zijn vorige boeken. Hij vertelt openhartig over haat en jaloezie binnen het gezin dat langzaam maar zeker uiteen valt. Toxopeus beschrijft een langdurig verblijf in een sanatorium voor tbc-patiëntjes en bij een steenrijke oom. Hij laveert tussen eigendunk en hopeloosheid. Eerst tijdens zijn kantoorbaan in de binnenstad van Amsterdam en daarna in Den Haag waar hij te maken krijgt met de hypocriete wereld van het politiek vormingswerk. Dit derde boek van John Toxopeus geeft op een originele manier een sfeerbeeld uit de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw dat voor vele ouderen herkenbaar en voor de jongere generaties beslist een eyeopener zal zijn.