De één is een Hollandse domineeszoon, alom gezien als een van de invloedrijkste journalisten van Nederland, de ander een jonge schrijver, zoon van een Marokkaanse slager, die met zijn debuut furore maakte en met zijn tweede roman de Libris Literatuurprijs won. Abdelkader Benali en Michaël Zeeman leerden elkaar in 2003 kennen en begonnen al spoedig een correspondentie, waarin zij over politiek, leven, liefde en - vooral - de literatuur van gedachten wisselen. Benali noteert daarbij direct en bloemrijk wat hem invalt. Zeeman neemt meer afstand, beschouwt en polijst zijn zinnen op ironische wijze. In de briefwisseling vuren zij elkaar aan nóg meer te lezen dan zij al gewoon zijn. Hele bibliotheken passeren in adembenemend tempo de revue, net als hun scherpe oordelen over talloze schrijvers. Samen ontdekken ze bovendien een stad, Rome, waar zij beiden grote delen van hun tijd doorbrengen, de één als correspondent, de ander vanwege zijn Romeinse geliefde. Bij die stad horen verhalen, de taal en altijd weer nieuwe boeken.