In deze krinkelendewinkelende cyclistenweg gaan oud en nieuw een welluidend verbond aan waarop menig linguïst stikjaloers mag zijn omdat de inventiviteit van dat taalgebruik in zijn plasticiteit en zijn humor sui generis is: ‘achterstevoren fietsen’ kan eigenlijk niet, maar in het wielerjargon past het perfect. Doordat vandaag de halve globe meekijkt en meeluistert hebben zich bij de corebusiness van de wielersport heel wat randfenomenen en parafernalia gevoegd. Dat heeft zijn invloed op het taalgebruik van de hardste sport ter wereld niet gemist. Want niet alleen brabbelen de commentatoren hun deuntje oer-Vlaams, Brabants of Hollands, ze mogen in het kader van de globalisering niet vervaard zijn van een vol mondje Spaans, Duits, Russisch of Italiaans.
In dit wielerboek wordt verslag gedaan van deze oude en nieuwe woordenschat, met nu en dan een wrange anekdote en een pittig voorbeeld.