'Wiet Waterlanders ... Wakker worden.' De jongen in bed opende met moeite een half oog. Door de wind in de gordijnen kwam het zonlicht in vlaagjes de kamer binnen. 'Wiet Waterlanders ... Wakker worden ... Werkelijk!' Dat laatste woordje kwam er een beetje gezongen uit, het leek wel lichte spot. De jongen in bed zuchtte. De vier woorden die hij het meeste haatte, waren: 'Wiet Waterlanders, wakker worden.' Niet omdat ze gewoonlijk gezegd werden als hij moest opstaan, maar wel omdat ze alle vier met de letter 'W' begonnen. Zijn moeder maakte er een sport van om hem elke ochtend te wekken met alleen maar W's. Waarom kon ze nooit eens zeggen: 'Wiet, opstaan.' Of 'Kom je bed uit,' of 'Naar beneden, nu!'. Waarom moest het altijd met een 'W' zijn. En wat er gewoonlijk volgde maakte alles nog veel erger. Wiet Waterlanders komt met zijn moeder in Gandamme wonen, in de buurt van zijn oom commissaris Peter De Smit. De tweede schooldag gaat Wiet met zijn klas op uitstap naar het Gravensteen. Toevallig zijn er op dat moment archeologische opgravingen bezig op het terrein. Plots ontstaat er hevige opschudding omdat er in de oude waterput een lijk gevonden is. Wiet en zijn vrienden willen er het fijne van weten en trekken op onderzoek uit.