Henriëtte van Eyk en Simon Vestdijk, die in de bloei van hun schrijversleven een geheime verhouding hadden, wisselden zo n vijfhonderd brieven met elkaar. Wim Hazeu ontdekte tijdens zijn onderzoek voor de Vestdijkbiografie dat hun briefwisseling tot de indringendste bekentenisliteratuur van na de oorlog behoort. In Wij zijn van elkaar zijn de brieven uit de eerste, turbulente jaren gebundeld. In die periode schreef Vestdijk de romans De redding van Fré Bolderhey (opgedragen aan Van Eyk), Bevrijdingsfeest en De overnachting, en de grote studie Het wezen van de angst. Zijn correspondentie met Henriëtte van Eyk laat zich lezen als de wordingsgeschiedenis van die boeken, als een kroniek van de eerste naoorlogse jaren, maar vooral als het verslag van een hartstochtelijke liefde. Op 31 maart 1946 schrijft Vestdijk: `Dit zijn de grote momenten van mijn leven, de momenten waarop bewezen wordt, dat ik nog niet hlemáal verdoemd ben.