Als personage kun je maar beter niet in handen vallen van een schrijver als Luigi Pirandello. Zijn protagonisten zijn proefpersonen in dienst van een meesterlijk wrede fantasie. Neem Mattia Pascal, hoofdpersoon uit Wijlen Mattia Pascal (1904), de roman die na zeventien jaar eindelijk is herdrukt, in de licht herziene vertaling van Jenny Tuin.
Met zijn loensende oog en sullige gezicht is Mattia Pascal niet gezegend door de natuur. Hij trouwt hij met een weinig liefhebbende vrouw, en schoonmoederlief laat niet na om Mattia er voortdurend op te wijzen dat hij een mislukkeling en een nietsnut is. Na de zoveelste scène thuis pakt Mattia in een opwelling de trein en komt in Monte Carlo terecht. Daar wint hij aan de roulettetafel een klein fortuin. Juist wanneer hij de moed heeft verzameld om weer terug te keren naar de hel van zijn leven, leest hij in de plaatselijke krant het bericht van zijn eigen dood.