Winterkind is het verhaal van een inwijding, een fijnzinnige roman over een jongen die vanaf zijn twaalfde levensjaar wordt ingelijfd in de voor hem bizarre wereld van de volwassenen.
Hij voelt zich belaagd door zijn vader, rechercheur van politie, door het schoolhoofd, een tirannieke minderbroeder, en door een spiedende God voor wie hij zich niet kan verbergen, die zijn diepste roerselen kent en hem kan straffen. Men leert hem dat hij zich dienstbaar moet opstellen, men wil hem bijgelovig houden en gedwee.
Vanzelfsprekend verzwijgt hij dat hij door het schoolhoofd wordt geslagen en betast. Door een speling van het lot wordt dit schoolhoofd - dat zich aan zijn leerlingen, zijn 'engelen', vergrijpt - door de rechercheur opgepakt en in hechtenis genomen.
Geleidelijk ontwaakt in de jongen een niet te stuiten opstandigheid tegen het gezag van vader en schoolhoofd. Hij maakt zich los van de opgelegde geloofsbeleving en ontworstelt zich aan de kostschool, zodat hij eindelijk de richting op kan gaan van onbekrompen vrijheid en gedroomde eigenheid.