De verteller in Winterthur ontmoet Antonin, die in een hut in het bos een vrij zwerversbestaan leidt. Hij jaagt en verzamelt in het bos en haalt af en toe iets uit de prullenbak bij de supermarkt. De verteller is in Winterthur om de geschiedenis van de Club van Rome, die in 1972 veel van de problemen van de huidige eeuw voorzag, te onderzoeken en raakt steeds meer door Antonin gefascineerd. Als Antonin begint te spreken over hoe hij ooit de beroemde Duitse wetenschapper Alexander von Humboldt achterna reisde naar Latijns-Amerika en daar allerlei wonderlijke ontmoetingen heeft gehad, blijkt dat het onderzoek naar de Club van Rome en de biografie van Antonin meer met elkaar gemeen hebben dan op het eerste gezicht leek.