Amerika - 1970: bloedige rellen en opstootjes worden met bittere volharding uitgevochten in vaak dezelfde straten. Daartussen ligt 25 jaar geschiedenis, naoorlogse geschiedenis waarin Amerika opgroeide en volwassen werd; waarin de grote Amerikaanse droom werd ontluisterd tot de koude werkelijkheid. Dit zijn de jaren waarop de schrijver zijn aandacht richt in witte zwanen, zwarte zwanen. Witte zwanen, zwarte zwanen is het verhaal van Rudolph, Thomas en Gretchen, kinderen van een verbitterde, teleurgestelde Duitse immigrant. Opgegroeid met het stereotiepe credo: amerika - land van onbegrensde mogelijkheden, land van het succes voor wie maar wil, jaagt ieder op zijn eigen wijze het geluk na, vastbesloten zich een eigen plaats te veroveren. Rudolph - intelligent, leergierig; Thomas - rauw, twistziek en cynisch en Gretchen - mooi en verre van overtuigd door haar moeders tirades tegen de seks. Beginnend met de jeugdjaren in een klein stadje nabij New York volgt de schrijver de kinderen van de familie Jordache via Greenwich Village, Hollwood, een klein plaatsje op het platteland, naar de praalzieke lustoorden aan de Middellandse Zee. Met snelle en toch zekere penseelstreken schildert hij een weids panorama van het Amerika na de tweede wereld oorlog. Van Maccarthy's hysterische heksenjacht op communisten tot de snelle succesverhalen van de naoorlogse hausse. Het verhaal van de Jordaches en de mensen die zij liefhebben en haten is in wezen een geschiedschrijving, een ooggetuigenverslag van de roerige, opwindende jaren 1945-1975. Maar het is ook een persoonlijk verhaal, het verhaal van drie volkomen verschillende mensen die hun eigen doelen trachten na te streven