Jasmijn (6), 1972: ‘Mama heeft vaak hoofdpijn en soms moet ze spugen, dan help ik haar. Ik pas ook op mijn zusje. Dat kan ik best, als oom Jacob ons maar met rust laat. Mama drinkt biertjes met hem en dat andere, dat op water lijkt. Er komt weleens een mevrouw met ons praten. Mama zegt dat we haar moeten vertellen dat alles goed gaat. Mijn mama is de aller, allerliefste mama. Ik hoop dat ze een brood koopt, alles is op. Er is alleen nog ranja. Waar mijn papa is weet ik niet.’
Wodka & ranja is gebaseerd op herinneringen uit de vroege jeugd van de auteur, aangevuld met fictie. Grotendeels waargebeurd, semi-autobiografisch en kan ook als non-fictie worden gezien.