Lara groeit op in een bruisend gezin van vijf kinderen. De jongste, het nakomertje, heet Wolf. Op zijn achttiende trekt hij de deur van zijn studentenkamer achter zich dicht om niets meer van zich te laten horen. Een halfjaar na zijn verdwijning wordt zijn lichaam levenloos aangetroffen in een bos in Lapland. Onder zijn kleren vinden de speurders zijn dagboek terug, het verslag van zijn laatste reis naar het noorderlicht.
Tien jaar later slaat Lara het dagboek van haar overleden broer weer open. Ook haalt ze er de brieven van haar vader bij en het boek dat hij over zijn zoon heeft geschreven. Ze kijkt terug op haar kinderjaren in een warm nest, de woelige maanden van Wolfs vermissing en de nog woeliger jaren na zijn dood. In dat verhaal probeert ze een positie in te nemen, als schrijver en als zus. Op die manier maakt ze haar eigen reis, een zwerftocht van rouw, niet op zoek naar verklaringen, wel naar stipjes licht in de duisternis.
Wolf is een waargebeurd verhaal, een beproeving voor een auteur die zich, net als haar broertje, altijd heeft laten leiden door haar verbeelding en de drang om verhalen te vertellen. Een onversneden ode aan de literatuur en
de onweerstaanbare aantrekkingskracht van fictie.