Roy Jacobsen
WONDERKINDEREN
Het begint op de dag dat een geheimzinnig halfzusje moederziel alleen arriveert met de bus, met een 'atoombom' in haar lichtblauwe koffertje. Die dag verandert Finns leven voorgoed.
Het is het jaar van de Berlijnse muur, van president Kennedy en Joeri Gagarin. Finn woont met zijn moeder in een flat in de wijk Årvoll in de Noorse hoofdstad Oslo. De bewoners van dit stadsdeel vormen een allegaartje, een mengelmoes van hardwerkende arbeiders, halvegaren, ambitieuze strebers en zwervers. Het zijn de jaren zestig, een tijd van verandering, van sociaaldemocratisch elan en een lonkende toekomst.
Voor een opgroeiende jongen is het leven er spannend en mooi. De negenjarige Finn is loyaal, zowel tegenover zijn vrienden als zijn moeder, met wie hij een zeer sterke band heeft. Finn en zijn moeder hebben het goed, zeer goed als we Finn moeten geloven - een troost, want zijn vader is dood. Beiden zijn erop gebrand dat in hun leven alles volgens de regels verloopt.
Maar als Finn bij zijn moeder, die in zijn ogen altijd een rots in de branding is geweest, plotseling tekens van zwakte ontdekt en hij merkt dat ze een raadselachtig zwalkend gedrag vertoont, stort zijn wereld in.
In deze prachtige beschrijving van een jeugd, waarin de auteur het kind als verteller aan het woord laat, toont Roy Jacobsen opnieuw zijn meesterschap en laat hij zien dat kind-zijn niet alleen fantastisch is, maar ook levensgevaarlijk kan zijn.
WONDERKINDEREN
Het begint op de dag dat een geheimzinnig halfzusje moederziel alleen arriveert met de bus, met een 'atoombom' in haar lichtblauwe koffertje. Die dag verandert Finns leven voorgoed.
Het is het jaar van de Berlijnse muur, van president Kennedy en Joeri Gagarin. Finn woont met zijn moeder in een flat in de wijk Årvoll in de Noorse hoofdstad Oslo. De bewoners van dit stadsdeel vormen een allegaartje, een mengelmoes van hardwerkende arbeiders, halvegaren, ambitieuze strebers en zwervers. Het zijn de jaren zestig, een tijd van verandering, van sociaaldemocratisch elan en een lonkende toekomst.
Voor een opgroeiende jongen is het leven er spannend en mooi. De negenjarige Finn is loyaal, zowel tegenover zijn vrienden als zijn moeder, met wie hij een zeer sterke band heeft. Finn en zijn moeder hebben het goed, zeer goed als we Finn moeten geloven - een troost, want zijn vader is dood. Beiden zijn erop gebrand dat in hun leven alles volgens de regels verloopt.
Maar als Finn bij zijn moeder, die in zijn ogen altijd een rots in de branding is geweest, plotseling tekens van zwakte ontdekt en hij merkt dat ze een raadselachtig zwalkend gedrag vertoont, stort zijn wereld in.
In deze prachtige beschrijving van een jeugd, waarin de auteur het kind als verteller aan het woord laat, toont Roy Jacobsen opnieuw zijn meesterschap en laat hij zien dat kind-zijn niet alleen fantastisch is, maar ook levensgevaarlijk kan zijn.