Luise Dahlmann droomt van haar eigen kleine kruidenierswinkel. Het is 1953 en daar zou na jaren van schaarste alles wat je verlangt weer te koop moeten zijn. Ze ziet het al voor zich: de lange toonbank met grote snoeppotten erop, een koelsysteem voor verse producten, nylonkousen, boterkoekjes, verse broodjes op zondag. En het mooiste van alles: eindelijk onafhankelijk zijn. Drie vrouwen zal Luise daar steeds weer ontmoeten: Annabel von Thaler, de rijke doktersvrouw van hiernaast, de jonge student-verpleegkundige Helga Knaup en Marie Wagner die uit Pruisen is gevlucht. Nu er een nieuwe tijd is aangebroken, hebben ze allemaal één gemeenschappelijke wens: eindelijk weer gelukkig zijn.