Berlijn heeft zich, twintig jaar na de Wende, ontwikkeld tot een creatieve metropool. Kunstenaars uit de hele wereld bezoeken de stad, en velen van hen blijven er. Wat biedt de stad hun? En andersom:wat bieden zij de stad? Jurriaan Benschop trok naar de Duitse hoofdstad om de artistieke temperatuur van het nieuwe Berlijn te meten. Hij doorkruist de stad van oost naar west en brengt kunstschatten in kaart van zowel moderne klassieken (Otto Dix, George Grosz) als toonaangevende kunstenaars van nu (Tacita Dean, Julian Rosefeldt, Tjebbe Beekman). Hij tekent de werkelijkheid op die schuilgaat achter de mythe van Berlijn als kunsthoofdstad. De auteur stuit behalve op een nieuw elan en artistieke bedrijvigheid ook op de littekens van de oorlog en de sporen van de DDR. Hij vindt in Berlijn een open en internationale stad die uit de as van de Tweede Wereldoorlog is herrezen, maar tegelijk geketend blijft aan zijn twintigste-eeuwse geschiedenis. Berlijn blijkt een stad van paradoxen. Want hoe kan een stad waar de cultuur door de nazi's werd uitgeroeid zestig jaar later een toonaangevende kunststad zijn die blaakt van vertrouwen in artistieke en geestelijke waarden? Dat kan eigenlijk niet, en toch gebeurt het. In Berlijn.