In een bed-and-breakfast in Woodstock bladert Nola, een vijfendertigjarige antiekrestaurateur uit New York, door het gastenboek. Het blijkt vol te staan met brieven van een eerdere gast, een oudere man. Hij schrijft aan zijn zoon van zes, Nicky, die in augustus 1969 overleed op het Woodstock Festival. Verdronken. Omringd door duizenden mensen, maar niemand die hem zag.
Nola is in Woodstock met haar man David, een toneelschrijver. Hij werkt aan een stuk over het festival. Niet de zoveelste flower power-verheerlijking, maar de waarheid: over het hedonisme, de drugskrankzinnigheid, de verwende onvrede als de muziek iets te lang op zich liet wachten en het stelen van elkaars drinkwater en boterhammen met pindakaas. Materiaal zat, maar voor het eerst in zijn carrière wil het niet vlotten. Daarom zitten ze in die bed-and-breakfast. Als hij maar dicht bij de bron zit, komt hij misschien op een idee voor een verhaal. Nola is meegekomen, want David houdt haar graag in de buurt, iets te graag. Zij heeft hem beloofd dat ze flink zullen werken aan een Woodstock-baby. David kan namelijk niet wachten om vader te worden. Nola is minder zeker van haar zaak. Maar hoe zeg je dat tegen de man van wie je houdt? Wat mag je voor jezelf houden in een huwelijk zonder de ander te verraden? Is de waarheid gevaarlijk?
Een spannend, sensueel en steengoed geschreven verhaal over bedrog uit liefde, over de moderne Amerikaans geschiedenis en de mythen die we graag in stand houden.