Al sinds de lagere school was er iets in me, dat me dwong om woorden aan het papier toe te vertrouwen. Korte verhaaltjes die ik ter plekke verzon, of waarmee ik wilde vastleggen wat ik meemaakte.
Mijn vader nam ons altijd mee op pad. Zo stapten we elk weekend wel in de auto om een ritje te maken. We kwamen overal en eigenlijk heb ik die gewoonte overgenomen. Zoals ik er steeds vaker achter kom, dat ik wel meer eigenschappen met mijn vader deel.
In de loop der jaren is het schrijven toegenomen. Als zanger in een band met eigen gemaakte muziek, moesten er songteksten komen. Als journalist ben je op pad om dingen vast te leggen. Echter, ook steeds vaker ervaar ik de drang om dingen op te schrijven voor mezelf en vanuit mijzelf. Ik probeer te registreren wat ik zie, wat ik ervaar en wat ik voel.
Mijn vader tekende en schilderde. Zo legde hij vast wat hij in zijn omgeving zag, bij voorbeeld landschappen, stadsgezichten of portretten. Steeds vaker zag je in zijn gebruik van kleuren, of de keuze van de onderwerpen, wat zijn gemoedstoestand was. En eigenlijk doe ik hetzelfde. Waar mijn Pa met pen en penseel aan de slag ging, doe ik dit met woorden.
Spelend tussen slikken en schorren genoot ik een onbezorgde jeugd. Mijn rebelse nieuwsgierigheid is misschien aangewakkerd vanuit het arbeidersgezin. Altijd op zoek naar de einder, het liefst er voorbij, schilder ik in woorden en projecteer mijn verwondering, mijn dromen maar zeker ook mijn angsten in een palet van verhalen dat misschien wel het beste weergeeft wie ik ben.
Vandaar ook de titel van deze bundel: “Woordenstreken”