Aanvankelijk lijkt Woordvogel een verzameling memoires: de verteller neemt de lezer mee naar zijn werkvertrek in Parijs, naar de oude stulp in de Catalaanse heuvels waar hij en zijn vrouw hun zomers doorbrengen, naar Kaapstad en het New York van na 9/11. Hij haalt herinneringen op aan kleurrijke ontmoetingen of gebeurtenissen, levert en passant scherpe kritiek op de machthebbers in deze wereld en worstelt met het schrijven van zijn roman, die maar niet af wil komen. Maar Breytenbach zet zijn lezers met schijnbaar realistische vertellingen steevast op het verkeerde been, onder meer door zijn roman te bevolken met een heel scala aan alter ego's. Naarmate het boek vordert, worden de grenzen tussen feit en fictie steeds dunner.