Twee decennia lang heeft Yolanda blootgestaan aan een dagelijkse terreur die iedere verbeelding tart. Ze werd door haar eigen familieleden van jongs af aan op gruwelijke wijze misbruikt en mishandeld. Vanaf haar twaalfde was ze dag in dag uit het slachtoffer van gewelddadige groepsorgieen en werd ze systematisch geprostitueerd.
Doodsangst, pijn, vernedering, walging, eenzaamheid, wanhoop en verdriet: Yolanda had zich aangeleerd zich tegen alles te wapenen, behalve tegen de moord op haar baby’s. Op 31 juli 1990 wist ze het netwerk van sadisten te ontvluchten. Daarmee, en met het vertellen van haar levensverhaal, toonde ze een moed die door deskundigen wordt omschreven als ‘bovenmenselijk’ .
Wat is er twintig jaar lang gebeurd achter de façade van fatsoen? Hoe was Yolanda in staat om het extreme sadisme al die tijd te overleven? Wat heeft het bij haar teweeggebracht? Hoe reageerde de politie en hulpverlening op haar verhaal? Wat brengt mensen tot het soort misdaden waarvan zij het slachtoffer was? Gaat het om een beperkte groep gestoorde daders of kan dit soort geweld in principe in iedereen losbreken? Waren de daders op hun beurt zelf marionetten van een satanische sekte?
Op deze dringende vragen probeert dit boek een antwoord te geven. Bovendien wil Yolanda duidelijk maken dat haar bizarre geschiedenis niet op zichzelf staat: ‘Ik hoop dat door mijn verhaal het ongeloof doorbroken kan worden, want ik weet dat er heel wat lotgenoten zijn die verlamd worden door dezelfde nachtmerrie als die van mij: de angst om niet te worden geloofd.’