Drie maanden lang leeft de gescheidenhuisarts Heleen in slopende onzekerheid. Haar tienerdochter Mila verdwijnt op de avond van de veertiende juni spoorloos en er wordt niets meer van haar vernomen. Als het meisje op een middag in september vermagerd en ondervoed door de politiewordt aangetroffen op een bankje in het park, lijkt de ergste nachtmerrie voorbij te zijn. Heleen besluit Mila, bij wie geheugenverlies is geconstateerd, buiten de medische molen te houden en haar de tijd en de ruimte te geven om tot zichzelf te komen. Maar doet ze hier wel goed aan? En laat ze zich niet te veel in slaap sussen door deschijnbare terugkeer naar het normale leven? Deze vragen worden pijnlijk dwingend als Mila voor de tweede keer verdwijnt en Heleen als enige niet gelooft dat haar dochterer vrijwillig met een vriendje tussenuitgeknepen is. Een radeloze zoektocht volgt, waarbij Heleen schokkende ontdekkingen doet.