Pas op haar eenentwintigste verlaat Charlotte Berger haar ouderlijk huis. Ze is altijd zeer beschermd opgevoed in een klein dorp en heeft geen enkele ervaring met een baan of in de liefde. Ze komt te wonen in een totaal verbouwd grachtenpand, met nog zeven mensen, die een hechte groep vrienden vormen. Charlotte heeft veel aanpassingsmoeilijkheden, het valt haar niet mee om ineens zelfstandig te moeten functioneren. Gedreven door eenzaamheid en gevleid door zijn charme, begint ze een verhouding met haar getrouwde baas. Hij zegt dat hij zijn gezin niet wil verlaten, maar Charlotte bouwt roze toekomstdromen om hun relatie. Een van haar medebewoners, Wim, werpt zich op als echte vriend en probeert haar in te laten zien dat ze misbruikt wordt en er geen toekomst is voor haar en Henk samen. Charlotte negeert deze waarschuwingen, maar met het verstrijken van de tijd, terwijl ze volwassen wordt, gaat ze alles steeds duidelijker zien. Als ze eenmaal de waarheid ontdekt, is Wim niet meer in de buurt om haar op te vangen en moet ze zelf beslissingen nemen en keuzes maken, iets wat voor Charlotte heel moeilijk is.