Het samenzijn met haar minnaar brengt Freya niet het leven waarop ze gehoopt heeft. Als de relatie stukloopt verlangt zij terug naar het Grote Blauwe Schip waarop zij de laatste uren met haar zoontje heeft doorgebracht. Het schip brengt haar dichter bij haar herinneringen aan haar jeugd, aan het jappenkamp waar ze met haar moeder geïnterneerd was en aan haar vader, die zich pas zes jaar na de overgave van Nederland aan Japan weer bij hen voegde. Reis na reis wordt duidelijker waarom het Freya niet is gelukt het grootse en meeslepende leven te leiden waarvan ze in haar jeugd droomde.