Dat onverzoenlijke, dat niets ontziende voert ook in deze bundel de boventoon: `Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen . Tot tienmaal toe krijgt de lezer dit melancholieke bevel voor de kiezen. En gaandeweg de bundel worden jij en ik en wij een knoop van gevaarlijke vragen. Het slot is een dwingend devies. Die ernst is, ook in de lange reeks liefdesgedichten, het waarmerk van Nolens werk. Daarvan getuigt ook zijn onlangs herdrukte Dagboek van een dichter (l979-2007).