Van 1981 tot 1984 kwam in Comana (Roemenië) Zenobia tot stand, in een stijl die even wisselend is als changeantzijde, zodat ik het ‘changeantproza’ zou willen noemen. De narratieve lijn wordt onderbroken door lyrische passages of theoretische en wijsgerige bespiegelingen. In Zenobia recapituleert en vervlecht Gellu Naum alle motieven uit zijn leven en werk, wat het boek niet enkel tot de summa van zijn oeuvre maakt, maar eveneens naast de hoogtepunten van de surrealistische prozaliteratuur plaatst, waaronder Nadja van André Breton, Aurora van Michel Leiris en Hebdomeros van Giorgio de Chirico.