Juni 1989. In de aula van een universiteit worden de verminkte lichamen van zes vrouwen gevonden. De moorden vertonen overeenkomsten met de groteske songteksten van een punkband. Voor Terry Burgos, de conciërge die de moorden bekent, zijn de teksten een bevel van God om zondaren te elimineren. Voor de jonge officier van justitie Paul Riley betekent deze zaak een oppepper voor zijn carrière. Vijftien jaar later is Paul Riley een prominente advocaat. Dan wordt de politie geconfronteerd met een nieuwe reeks moorden waarbij de slachtoffers gruwelijk zijn verminkt. Riley beseft dat de twee zaken met elkaar verband houden. Heeft hij lang geleden de verkeerde man veroordeeld? En hij wordt gekweld door de laatste woorden van Terry Burgos: Ik ben niet de enige.