De bekendheid die ze als prozaschrijfster verwierf, na de publicatie van haar roman The Bell Jar (1963), wekte na haar zelfmoord meteen een grote belangstelling voor haar gedichten. Daarin komen dezelfde obsessionele thema's voor: Eros en Thanatos als een navelverbonden en onverzoenlijke Siamese tweeling, een spel op leven en dood, met sardonische humor. In haar laatste gedichten klinkt een meer verzoeningsgezinde en zelfs soms mystieke toon.