Het is begin 1900 als Gemke wordt verkracht door een rijke boerenzoon. Wanneer ze ontdekt dat ze zwanger is, neemt haar tante Melanie het heft in handen: zij zorgt ervoor dat het kind na de geboorte verdwijnt door het te vondeling te leggen bij een rondtrekkend zigeunerkamp. Tegen Gemke zegt ze dat het kind is overleden. Dat breekt Gemkes hart, want ondanks alles verlangde ze intens naar haar kind. Een jaar later komt Gemke achter de waarheid. Ze gaat op zoek naar haar zoontje, een zoektocht die haar naar de rand van de afgrond voert.