blonde haren zong de longen uit zijn lijf. Steeds weer opnieuw hetzelfde refrein.
Hij was in extase. Voor hem ruiste de branding. Vlak achter hem zaten een jongen
en een meisje, innig naast elkaar, hun handen in het koude zand. Ze hadden
zojuist in het vale licht van een zaklantaarn hun lot aan elkaar verbonden. Van de aanrollende zee waren alleen de witschuimende koppen te zien. ‘O dochters
van Aegir,’ schreeuwde de jongen tussen het zingen door. ‘Heb genade met mij.
Hebben jullie het gezien, of niet? Genade, genade, genade..'