De brieven die Grönloh tijdens de hongerwinter schreef aan zijn beide dochters in Groningen en hun gezinnen gaan over het eigen wel en wee, en over het dagelijks leven: de voedselbonnen, de rijen voor de winkels, de gaarkeuken, de bomenkap, de kou, de honger. De familie in Groningen spant zich in om voedsel en andere levensbehoeften te sturen. Toch moet de 62-jarige Grönloh met de fiets op jacht naar voedsel en brandstof. Hij doet verslag van alles wat hij ziet en hoort en ondervindt, en wel op het scherp van de snede: ‘Soms heb ik ’t gevoel dat ik een dagboek schrijf, dat plotseling af zal breken. Zoo vinden ze dagboeken van omgekomen poolvaarders.’
De 55 brieven getuigen in vrijwel elke zin van de onmiskenbare eigen stijl van Nescio en zijn unieke observatievermogen: ‘Bewaar dezen brief, dan kun je misschien later nog eens nagaan hoe een Amsterdammer was en leefde in December 1944.’