Hans Arp (1886-1966), vooral bekend als beeldend kunstenaar, was ook een veelzijdig schrijver en dichter. Naar eigen zeggen had hij, als hij had moeten kiezen tussen beeldende kunst en schrijven, voor het schrijverschap gekozen. Schrijven en ‘beelden’ zijn bij hem nauw verbonden. In zijn gedichten en zijn proza spelen kleuren, vormen en collages een prominente rol. Al in zijn vroegste gedichten is de speelse, experimentele stijl te zien die altijd kenmerkend is gebleven voor zijn poëzie. In 1916 is hij medeoprichter van de avant-gardistische Dada-beweging, hij raakt bevriend met Theo van Doesburg en publiceert regelmatig in het tijdschrift De Stijl. De weerbarstige speelvreugde in zijn werk uit deze periode maakt vanaf 1939 plaats voor een donkerder toon: de gedichten weerspiegelen dan de onzekerheid en de wanhoop van de Tweede Wereldoorlog. Ingrijpend in die jaren is ook de dood van zijn vrouw Sophie, wat zijn neerslag vindt in diverse gedichten. Na de oorlog vindt Arp zijn lichtvoetigheid terug, maar vergeleken met het werk uit zijn jonge Dada-periode is zijn poëzie meer gelaagd. Klankexperimenten lijken nu doelbewuster ingezet. In deze tijd schrijft hij indrukwekkende cycli als ‘Mondsand’, ‘Worte’ en ‘Logbuch eines Traumkapitäns’. Voor deze vertaling is een keuze gemaakt uit de honderden gedichten die Arp tussen 1903 en 1966 publiceerde (selectie Antje Lohse en Ria van Hengel). Het is een chronologisch opgezette selectie die een beeld geeft van alle aspecten en fasen van Arps werk als schrijver. Behalve zelfstandige gedichten en enkele cycli als geheel, zijn ook cyclusdelen en twee prozastukken opgenomen.