In zo niet nu, wanneer dan? (1982), Primo Levi’s eerste en enige roman, wordt het verhaal verteld van een joodse partizanengroep, bestaande uit overlevenden uit de getto’s en kampen in Oost-Europa, die zich in het door de Duitsers bezette Rusland en Polen staande houdt en vechtend naar het westen trekt, met als uiteindelijke doel Palestina-Israël. Het is een boek over joden die ‘verhard, maar niet vernederd zijn door hun lijden’, die ‘zich bewust zijn van hun eigenwaarde’, en die geluk gehad hebben: want ‘elke jood die nog leeft is een jood die geluk heeft gehad’.
Net als in Levi’s twee getuigenisboeken Is dit een mens en Het respijt is ook in deze ontroerende roman het grondthema de vraag naar ‘wat de mens van de mens heeft durven maken’, in Auschwitz en op andere plaatsen en in andere tijden. Maar wat Primo Levi nu vertelt, op de losse toon van een sprookjesverteller haast, is een avontuurlijk verhaal waarin historische feiten en ervaringen, dromen en fantasieën van de schrijver worden verweven tot een moderne Jiddische legende, op het stramien van de ark van Noach of de tocht door de woestijn.
Net als in Levi’s twee getuigenisboeken Is dit een mens en Het respijt is ook in deze ontroerende roman het grondthema de vraag naar ‘wat de mens van de mens heeft durven maken’, in Auschwitz en op andere plaatsen en in andere tijden. Maar wat Primo Levi nu vertelt, op de losse toon van een sprookjesverteller haast, is een avontuurlijk verhaal waarin historische feiten en ervaringen, dromen en fantasieën van de schrijver worden verweven tot een moderne Jiddische legende, op het stramien van de ark van Noach of de tocht door de woestijn.