Dit schrijft Caro Spencer in haar dagboek. Ze is een vrouw van zesenzeventig jaar, voormalig lerares wiskunde, en altijd trots geweest op haar onafhankelijkheid en levendige geest.
Dan komt ze in een bejaardentehuis terecht, waar ze wordt geconfronteerd met wreedheid en vernedering. Ze probeert wanhopig haar zelfrespect te bewaren en zich te verzetten tegen het regime in het tehuis. Uiteindelijk zal de rijkdom van haar geestesleven haar moeten redden, samen met een sprankje liefde.