De zomer is aangebroken en boswachter Sylvie begint zich al aardig thuis te voelen in haar nieuwe werkgebied De Grote -Weijde. Ze kent het bos dat ze onder haar hoede heeft inmiddels op haar duimpje en ze heeft een paar belangrijke vriendschappen gesloten. Ook haar dochter Ties heeft het naar haar zin: haar laatste weken op de basisschool zijn afgesloten met een knal, en een zoen van de leukste jongen van de klas. Ze is verliefd en het is wederzijds; ze kan haar geluk niet op.
Stapje voor stapje verdiept ook Sylvies vriendschap met Freek zich, al is hij een complexe man. En dan is er nog het probleem van Freeks onderhuurders, die het grote huis op het landgoed bewonen en zich bezighouden met zaken die absoluut niet thuishoren in een vredig -natuurgebied als De Grote Weijde. Freek heeft Sylvie op meer dan één -manier nodig, maar het voelt voor hem als een onmogelijke opgave om haar echt dichtbij te laten komen.