Denis Henriquez' (1945) romandebuut Zuidstraat vertelt hoe twee Arubaanse jongens tijdens hun middelbare schooltijd opgroeien te midden van gezin, familie, buren en kennissen, over kattekwaad en ouderlijke straf, over school en leraren, over verliefdheid en de eerste sexuele contacten, kortom over wat jonge jongens die levensgenieters willen zijn allemaal kan overkomen. Het gebeuren wordt niet vanuit het perspectief van de twee jongens zelf verteld, maar van buitenaf óver hen. De onzichtbare en alwetende verteller staat erbij en kijkt ernaar, hij registreert nauwgezet, maar op literaire afstand. Elk hoofdstuk vormt als het ware een afgerond geheel, alleen door de Zuidstraat als samenbindend decor en door de dwarsverbanden van de beurtelings gefocuste personages ontstaat er eenheid.